Bron: AkkerbouwActueel – 28 april 2017
Wageningen Plant Research
Het project is opgezet door Gino Smeulders (de Biogeoloog) en Carpay Advies van Bert Carpay. De resultaten van de monitoring bij de akkerbouwbedrijven van Schrör en Migchels zijn met financiering van LTO Noord Fondsen uitgevoerd door Wageningen Plant Research (WPR) in opdracht van Carpay Advies. De monitoring bij akkerbouwers Zuidema en Kaput is uitgevoerd onder leiding van de Biogeoloog met financiering van provincie Groningen.
De gezamenlijke resultaten zijn vastgelegd in een rapport van de Biogeoloog/Carpay Advies. Akkerbouw Actueel heeft inzage gehad in dit rapport. De monitoring uitgevoerd door WPR is vastgelegd in het rapport ‘Wageningen Plant Research Rapport 3750-3471-00’. Het project waaraan de vier akkerbouwers hebben deelgenomen omvatte een aardappel-rassenproef en meerdere proefvelden op percelen met zetmeelaardappelen en suikerbieten.
Rassenproef
Gino Smeulders zag bij de rassenproef al direct enkele opmerkelijke ontwikkeling na het toevoegen van gesteentemeeltype Actimin: “Daar werd al snel duidelijk dat Actimin voor een duidelijk hogere bruto-opbrengst zorgt. Bij de drie onderzochte rassen (Festien, Axion, Avarna) blijkt steenmeel een positief beeld te geven. Op plaatsen waar Biolit steenmeel is toegevoegd was dat effect een stuk minder.”
“Steenmeel zorgt voor meer kalium, magnesium en fosfaat”
Ook vermeldt het rapport een verhoogd aantal nutriënten bij de rassenproef: “Bij alle rassen zien we een consistent beeld. Beide steenmeeltypen zorgen voor meer kalium, magnesium en fosfaat. Daarnaast is er ook een afname van calcium.” Met name de fosfortoename is interessant, zo concludeert ook Wageningen Universiteit in hun rapportage over de steenmeelproef. Smeulders: “Blijkbaar kunnen we de fosfaat efficiëntie verhogen, want steenmeel bevat geen fosfor. Steenmeel zet dus waarschijnlijk secundaire dingen in gang. In de huidige context (in verband met fosfaatrechten) vragen deze bevindingen om extra onderzoek. Fosfaat is gewoon een interessant thema. Als we zien dat er op een aardappelperceel dertig soms veertig procent meer fosfaatlevering is, dan zou het mooi zijn als we te weten komen hoe we dat kunnen sturen.”
Praktijkbedrijven
Bij de akkerbouwbedrijven van Migchels, Zuidema (2016) en Schrör (in 2015) werd een proef met zetmeelaardappelen uitgezet. “Bij Migchels was de ziektedruk erg hoog. Daar zijn in 2016 hele natte perioden geweest in de Veenkoloniën en dat heeft gezorgd voor veel schimmelvorming. De aardappelen waren ook net iets te laat gespoten, omdat ze het land niet op konden. Dat heeft wel invloed gehad op de proef. Of het ook heeft de resultaten ook heeft beïnvloed is moeilijk te zeggen. Maar als we het hebben over de nutriëntgehaltes, dan zagen we wel een aantal plusjes. Op de demovelden bij Zuidema en Schrör speelde dit probleem niet en konden goede metingen worden gedaan: ook hier was de opbrengst duidelijk hoger. Om jaareffecten te elimineren zal er meerjarig onderzoek gedaan moeten worden. Het zou bijvoorbeeld best kunnen dat de voorvrucht – bij Migchels in dit geval maïs – ook invloed heeft gehad op de resultaten.”
Bij de akkerbouwbedrijven van Schrör en Kaput werd afgelopen jaar ook vulkanisch gesteentemeel aan het bietenperceel toegevoegd: “We zagen daar in het veld duidelijk grotere bietplanten. De bieten die daaronder zitten, zijn gemiddeld niet groter, maar hebben wel veel meer loof. En daar zitten veel voedingsstoffen in. Dat is ook het beeld dat we hebben in de bieten. De plant neemt de nutriënten uit steenmeel blijkbaar wel op en wordt daardoor weerbaarder. Dat zou dus de meerwaarde van steenmeel in de bieten kunnen zijn. We zien in ieder geval dat er zowel bij de akkerbouwerbedrijven Kaput en Schrör gemiddeld geen hogere opbrengsten waren, dus daar moeten we het effect waarschijnlijk niet in zoeken.”
Blokkenproef
Het proefveld dat bij akkerbouwer Zuidema werd aangelegd kon niet machinaal geoogst worden, omdat het in blokken was aangelegd. Die opstelling zorgde ervoor dat er slechts een klein aantal monsterafnamen gedaan konden worden: “In de resultaten komt de meeropbrengst daar uit op 25 procent. Vanwege het handmatig oogsten, kun je je afvragen of dit heel betrouwbare cijfers zijn, maar het geeft in elk geval wel een duidelijke plus. Ook hier zien we weer de hogere fosfaatopname. Net als bij de akkerbouwbedrijven van Migchels en Schrör komt dat aspect ook hier weer naar voren.”
Zetmeelopbrengsten
Alle conclusies bij elkaar verzameld geeft het rapport over het proefproject aan aantal interessante voorlopige waarnemingen: “We hebben vier jaar lang proeven gedaan op dezelfde percelen. We komen bij zetmeelaardappelen behandeld met steenmeel uit op vier procent meer zetmeelopbrengst met Biolit en bij het steenmeeltype Actimin zelfs op tien procent.”
Gelderland
De steenmeelproef wordt ook in andere regio’s op de voet gevolgd. Voorlopig concentreert het onderzoek zich op de Veenkoloniën, mede omdat het met betrokkenheid van provincie Groningen en LTO-Noord werd uitgevoerd. Wellicht komt er binnenkort ook uitbreiding naar de provincie Gelderland, waar POP3-gelden beschikbaar komen die ingezet kunnen worden voor het opzetten van een praktijktest. Details en mechanismen onderzoeken moet gebeuren op een proefboerderij met een groter (wetenschappelijk) budget”, zo stelt Smeulders in zijn eindconclusie. “Maar het is sowieso interessant om in de praktijk te blijven monitoren wat steenmeel met de gewassen doet. Als je op de Veenkoloniën of in zandgronden hogere fosfaatconcentraties vindt, wil dat nog niet zeggen dat dat op de klei ook zo is. Dus ook dat willen we de komende jaren graag onderzoeken.”
Verder optimaliseren
Smeulders vervolgt: “Het is al mooi om te constateren dat het project gelukt is. Eigenlijk wil je tijdens een proefperiode alle zwakke bodemschakels aanpassen, maar als wij daar wat aan gaan doen, dan wijzen mensen ons er terecht op dat we zoveel aan de bodem hebben veranderd, dat de effecten niet enkel aan steenmeel toe te schrijven zijn. We hebben er dan ook bewust voor gekozen om alleen steenmeel toe te voegen. Als de pilot dan toch zulke duidelijke positieve resultaten laat zien, dan geeft dat zeker aanleiding om verder te gaan. Nu kunnen we verder gaan optimaliseren en kunnen we nog veel meer gaan bereiken. Als we een totaalaanpak gaan opstellen inclusief ontwikkeling bodemleven en stabiele organische stofopbouw, dan verwacht ik nog betere eindresultaten.”